16 maart 2012
Halverwege de jaren dertig barst het van de bedrijvigheid rond Jutphaas. Ten westen van het dorp wordt Rijksweg 2 aangelegd. De Utrechtse aannemer Weber ontzandt daarvoor sinds 1932 een gebied dat officieel de Nedereindse Plas gaat heten, maar in de volksmond de Put van Weber.
Ten noorden van het dorp graaft men met de hand de eerste meters van het Amsterdam-Rijnkanaal. Daarnaast geeft men vorm aan de oudste snelweg van ons land, de A12. Die loopt tot 1940 van Den Haag naar verkeersplein Oudenrijn en wordt tijdens de bezetting verlengd tot Bunnik.
Ten oosten van Jutphaas krijgt sinds mei 1934 het Lekkanaal gestalte. In 1935 ligt het werk overigens een poos stil door geldgebrek en problemen tussen het Rijk en de aannemer. Het eerste elftal van JSV beleeft ondertussen een onbezorgd jaar in de hoogste klasse van de Utrechtse Provinciale Voetbalbond. Voor BVC verloopt het vroege voorjaar wat spannender. De club komt op 10 maart op bezoek in Jutphaas en heeft aan een punt genoeg voor de titel. In het Utrechts Nieuwsblad lezen we dat JSV zich niet zo maar gewonnen geeft.
De krant vindt “de zenuwachtige wedstrijd dikwijls veel te hard. Zelfs werd van elke partij een speler naar de kleedkamer gezonden. Ondanks het zware veld werd er geweldig gezwoegd en JSV wist na de rust de leiding te nemen. Daarna maakte BVC spoedig gelijk, waarbij het bleef. Toen het eindsignaal klonk werd het veld overstroomd door talrijke BVC-supporters, die de spelers naar de kleedkamers droegen.”
De laatste gebeurt mogelijk ‘bij wijze van spreken’, maar het kan ook zijn dat onze club dan al over eigen kleedlokalen beschikt. Die worden tijdens het verblijf aan de IJsselsteinseweg namelijk een keer opgetuigd, maar we weten niet precies wanneer. Wel weten we dat er in het voorjaar van 1935 bij JSV een derde elftal rondloopt, dat zich onder andere met Ameide 2, De Meern 2 en Posta 2 ophoudt in de reserve vierde klasse F.
De JSV-speler die op 10 maart tegen BVC uit het veld wordt gestuurd is aanvalsleider Vroman, die de club in de jaren dertig zoveel doelpunten schenkt. Dat doet hij bijvoorbeeld tijdens de eerste competitiewedstrijd van het seizoen 1935/1936, op 1 september bij gemeentegenoot De Raven. Onder toeziend oog van burgemeester Hamers wint JSV met 1-5. Ook een zekere Kerkhof scoort er volgens het UN in 1935 lustig op los en dat doet hij of doen naamgenoten eveneens voor Jutphania, dat in 1945 opgaat in JSV.
Het elftal dat Jutphania bij de oprichting op de been bracht
In het voorjaar van 1935 is Jutphania nog een zelfstandige club, die -naar we aannemen door dagblad Het Centrum- uitgebreid wordt belicht in een “serie feuilletons over de R.K. voetbalvereenigingen in de provincie Utrecht en haar omgeving.” Het artikel bereikte onlangs via Cees Hoveling in originele staat uw geschiedschrijver.
De krant betitelt de reeks als “onze R.K. voetbalvereenigingen” en omschrijft Jutphania als jong, maar krachtig. Tot twee keer toe wordt 1 juni 1933 als oprichtingsdatum genoemd. Ook het Huishoudelijk Reglement uit 1945 (zie de Anno van 15 december 2010) hanteert die datum. De Historische Kring Nieuwegein houdt het op 26 juni (zie de Anno van 12 januari 2011).
Afgaande op het knipsel komt de voetbalclub tijdens een propagandavergadering van De Jonge Werkman tot leven. Deze vakbond bekommert zich meer om de katholieke opvoeding van haar jeugdige leden dan om arbeidsvoorwaarden. Van de 31 aanwezigen op donderdag 1 juni 1933 treden er 26 als lid van de nieuwe voetbalclub toe en de vergadering wijst de “motor” achter de oprichting, de heer W. Woudenberg, als voorzitter aan. Hij vormt met secretaris C.J. Kerkhof, eerste penningmeester G. Vernooy, tweede penningmeester N. van der Schot en commissaris R. Kerkhof het eerste bestuur.
Jutphania anno 1935 met onder andere Jan Veldhuizen, de vader van Gertjan (leverancier van deze foto) en de opa van Robin (anno 2012 speler van JSV zaterdag 7)
Het gezelschap wil zich Excelsior noemen, maar daar loopt bij de RKUVB (de katholieke evenknie van de UPVB) al een voetbalclub mee rond. “Daarna werd de naam Jutphania aangenomen, welke in vroegere jaren een neutrale voetbalvereeniging te Jutphaas –al geruime tijd ter ziele- droeg.”
Jutphania krijgt de beschikking over een speelveld naast de kerk, dat “met man en macht” in een zo goed mogelijke staat wordt gebracht. Daarnaast “verrees een kleedgebouwtje met aangebouwd buffet op het terrein, dat na inschrijving gebouwd werd door E.C. van Benthum. Het kleedgebouwtje is 27 ½ meter breed en 14 meter diep en rust op een betonnen voet.”
“Een handicap van het terrein is een vrij breede greppel, welke naast één der lijnen loopt. Van de zijde der plaatselijke geestelijkheid is financiëele hulp gekomen voor verbetering van het terrein. Eén van de eerste dingen zal het dichten van dezen greppel zijn.”
Zover is het op zondag 29 juli 1933 nog niet, als de eerste wedstrijden op het terrein worden afgewerkt. Jutphania opent het bal tegen een reserveteam van het Utrechtse HMS. Daarna neemt de hoofdmacht van HMS het op tegen VVIJ uit IJsselstein, twee IVCB-eerste klassers. Hoger kan een katholiek elftal niet voetballen in die dagen. Het is dan ook niet vreemd dat de kapelaan van Jutphaas, J.C. Jagers, de aftrap verricht. Hij wordt ook nog eens benoemd tot geestelijk adviseur van Jutphania.
Op 9 december jongstleden (Anno 1934) beweerden we op basis van informatie uit het Utrechts Nieuwsblad dat Jutphania tijdens de zomer van 1934 groeide van twee naar drie elftallen. Het katholieke knipsel dat in deze Anno de leidraad vormt beschrijft juist een krimp van drie naar twee teams. We nemen bovendien kennis van enkele mutaties in het bestuur op de eerste jaarvergadering op 1 juni 1934. J.A. Hoveling, “een der ouderen” én de vader van Cees, lost Willem Woudenberg af als voorzitter, W. van der Akker treedt toe als tweede secretaris en C. van Doorn als commissaris van materialen. De laatste schopt het in 1961 tot voorzitter van JSV.
In 1935 dient hij nog 17 cent speelgeld per week op te hoesten voor Jutphania, dat ook volgens de contributiekaart toch echt opgericht is op 1 juni 1933. De kas hoeft anno 1935 overigens niet gespekt te worden voor een kampioensfeestje van het eerste elftal. Dat is in april 1934 wel anders, omdat Jutphania I “buitengewoon gunstig debuteerde. Het speelde slechts gelijk tegen VIOS uit De Meern, RAP te Driebergen-Rijsenburg en NAS te Schalkwijk en won de overige wedstrijden, zoodat het op fraaie wijze ongeslagen het kampioenschap behaalde en automatisch promoveerde naar de tweede klasse.”
EINDSTAND EERSTE KLASSE UPVB 1934/1935: 1.BVC 20-33, 2.Veenendaal 20-32, 3.Soesterberg 20-21, 4.'s Graveland 20-21, 5.Stichtsche Boys 19-21, 6.JSV 19-20 (9x winst, 2x gelijk, 8x verloren, 67 goals voor, 50 tegen), 7.Gooische Boys 20-18, 7.De Raven 20-16, 8.Esvac 20-14, 9.Scherpenzeel 20-12, 10.Sperwer 20-10
Stichtsche Boys-JSV niet gespeeld
Bron: Eric Zuidhoek