Junioren B 1949/1950. Staand v.l.n.r. H. van Dijk, Co de Ridder, C.Zwezerijnen, G.Vermeulen en N. de Groot. Midden v.l.n.r. F.Jonkers, J.Nichting, W. de Hartog, M. de Ridder en G.Kampert. Onder v.l.n.r. M.Perdok, St. de Ridder en Ph. van de Graaf
De verhuiskrant van 2004 beschrijft de locatie als “een braak stuk land waar gemakkelijk twee velden konden worden uitgelegd. De boer die het land achter Huis de Geer in gebruik had, had het niet zo breed en was graag bereid het te verhuren. Het bestuur, blij dat een oplossing gevonden was, betaalde het destijds pittige bedrag van duizend gulden als huur voor het terrein, vooraf te betalen. Maar nog voordat de eerste wedstrijd gespeeld kon worden, bleek de club bekocht. De boer was helemaal niet de eigenaar van de grond en de werkelijke eigenaar, het Rijk, verbood de doorverhuur aan de voetbalvereniging.”
“De toenmalige bestuurders moesten bijna op de knieën bij de Rijksdomeinen, maar het is ze gelukt. We mochten het huren voor vijfhonderd gulden per jaar. Dat betekende een besparing, maar tegelijk ook een strop. We waren er duizend gulden bij ingeschoten”, herinnert Terlouw zich in (de verhuiskrant van) 2004. “De boer zei: als je me op z’n kop zet valt er geen cent uit mijn zakken.” De boer is volgens Arie Terlouw een zekere Doornekamp.
Anno 2012 spreekt Terlouw nog altijd met bewondering over de onderhandelingen die JSV-voorzitter Leen van de Graaf destijds voert. De bewondering voor de staat van het terrein is ver te zoeken. “Met het ‘knollenveld’ valt ondanks vele inspanningen van de voetballiefhebbers weinig te beginnen. De clubliefde belet de leden niet om op het terrein een voor die tijd fraaie accommodatie met kleedkamers en kantine neer te zetten,” zo meldt de Historische Kring in 1992.
“Maar daarmee is ook het enige sprankje luxe genoemd,” vult de verhuiskrant van 2004 aan. De ‘kantine’ schijnt niet meer te zijn dan een uitspanning met een smalle overkapping waaronder staand versnaperingen als koffie, bier en snoep genuttigd kunnen worden.