• 27 januari 2012 

    Direct na afloop van de Duitse bezetting begint Nederland aan de wederopbouw. Ook baggeraar Giel Smidt stroopt in Jutphaas flink de mouwen op. Hij diept het haventje van scheepswerf De Liesbosch uit en haalt daarbij een puntig voorwerp naar boven, dat hij aan zijn chef overdraagt.

    Die hangt het thuis aan de muur op, niet wetende hoe bijzonder de vondst is. Dat blijkt pas decennia later, als het koperen object aan een deskundig onderzoek onderworpen wordt. Het blijkt zo’n vijfendertighonderd jaar oud te zijn en verhuist als ‘Zwaard van Jutphaas’ naar het Oudheidskundig museum in Leiden. Daar groeit het enige bewijs dat de mens zich al tijdens de prehistorie in Nieuwegein ophield uit tot een topstuk.

  • Het zwaard

     

    Het archief van het Utrechts Nieuwsblad levert het bewijs dat anno 1947 drie seniorenelftallen de eer van JSV hooghouden. En ook "de jeugd zit flink in de groei" als we op de tekst bij een foto uit dat jaar mogen afgaan. Een kleine veertig jongelingen scharen zich in voetbalkleding rond de clubvlag. Mogelijk zoekt het gezelschap na het schieten van wat plaatjes langs het water verpozing; de lange warme zomer van 1947 (de mooiste van de twintigste eeuw) biedt daar alle kans toe.

    De winter is juist extreem streng. Het is koud genoeg voor een Elfstedentocht, die op 8 februari verreden wordt. De voetballers kunnen pas 23 maart voor het eerst de velden op. JSV 1 viert dat heugelijke feit met een 1-0 overwinning op GVV uit Geldermalsen. Het tweede elftal pikt de draad weer op in de reserve eerste klasse A van de KNVB-afdeling Utrecht, waarin het onder meer de tweede teams van VVIJ , Vreeswijk en Zwaluwen Vooruit tegenkomt. JSV 3 vormt met onder andere Aurora 2, Houten 2 en VVIJ 3 de reserve derde Klasse B.

  • De jeugd zit flink in de groei!

     

    JSV 1 beëindigt het seizoen 1946/1947 op de voorlaatste plaats van de vierde klasse L en begint ook niet spectaculair aan de volgende jaargang. Op 14 september komt het in Jutphaas een doelpuntloos gelijkspel overeen met VVIJ. Tweeënhalve maand later echter eindigt de return te IJsselstein in een 0-2 overwinning. Het Utrechts Nieuwsblad meldt op maandag 1 december dat “JSV door deze zege op de plaats kwam van VVIJ, de derde van boven. Het begint erop te lijken dat met de club uit Jutphaas rekening moet worden gehouden om de titel.”

  • Clubkaart, door voorzitter van de Graaf voorzien van een handtekening

     

    Afgaande op de legitimatiekaart uit 1947 (of daaromtrent) levert J.M. van Geijtenbeek daaraan zijn bijdrage als lid van de Technische Commissie. Het betreft hier de voormalige vleugelaanvaller Joop. Zijn naam valt al in de Anno van 28 december 2010 (maar dan zonder ‘van’), waarin het kampioenselftal van 1937 bewierookt wordt. Verdediger Herman de Jong maakt net als Joop deel uit van het succesteam, maar wordt in dat stuk niet genoemd.

    Wel vinden hem wel terug in het Utrechts Nieuwsblad van 10 juni 1938. Daarin worden de opstellingen prijsgegeven van Velox en van de Jutphase gelegenheidsformatie JSV-De Raven, die elkaar een dag later treffen op het terrein van De Raven. JSV levert naast H. de Jong  de middenvelders Kalksma en Th. Schrijvers en de aanvallers A. Vroman en H. Zwezerijnen aan het combinatieteam. Bij tweede klasser Velox duikt een zekere Stofmeel in de opstelling op. Dat doet hij in de late jaren dertig wel vaker.

  • Jan Stofmeel (rechts) bij Zwaluwen in 1958

  • J.(C.L.M.) Stofmeel komen we ook na de oorlog regelmatig tegen in het Utrechts Nieuwsblad. Als vader van de pasgeboren Hendrikus in mei 1955, als speler van oud-Velox in mei 1952 bij een voorwedstrijd in de Galgenwaard, als doelpuntenmaker in augustus 1957 bij een wedstrijd tussen KNVB-oefenmeesters en PVCV, maar vooral als trainer. In juli 1950 behoort de Utrechter tot een kwartet dat slaagt voor het KNVB-examen oefenmeester. Dertien kandidaten zakken.

    In het voorjaar van 1963 voert Stofmeel Kampong naar het kampioenschap, om direct daarna over te stappen naar KDS. Daar geeft hij in december 1966 het stokje over aan Theo Kraan. Volgens de website van SO Soest leidt Stofmeel er de trainingen in 1967 en tussen 1946 en 1950, als de club nog BDC heet. Bij zijn eerste vertrek uit Soest hijst Stofmeel de kampioensvlag en datzelfde doet hij bij Zwaluwen Vooruit in 1958.

    In de Anno van 12 januari jongstleden wordt Jan Stofmeel mét bronvermelding de eerste naoorlogse oefenmeester van JSV genoemd. Uw geschiedschrijver waagt dat, gelet op zijn activiteiten in Soest, te betwijfelen. JSV-erelid Arie Terlouw trouwens ook. Die weet ons te melden dat Stofmeel JSV een aantal jaren onder zijn hoede heeft gehad, maar dat zou zijn geweest ná de succesjaren (volgens Terlouw negen) van Jan Marée, die rond 1954 is aangesteld. Terlouw noemt Stofmeel “een heer, die misschien wel te netjes was voor het trainersvak.”

  • Opheffing tolpoort Jutphaas

     

    Dat geloven we graag, evenals de bewering dat een zoon van Jan Stofmeel nog een poosje als voetballer bij JSV is blijven hangen. Maar wanneer dit nou allemaal was is ons beslist niet duidelijk.

    Terlouw schuift nog een andere kandidaat voor het trainerschap in 1947 naar voren, al is dat maar voor een blauwe maandag: een zekere van der Hoeven. Ter voorbereiding op een nieuw seizoen gaat JSV 1 een dag met de bus op stap en de nieuwe oefenmeester wordt keurig thuis in Utrecht opgepikt. Aan de deur meldt mevrouw van der Hoeven haar man tot haar spijt ziek af. De 'zieke' trapt op dat moment echter een balletje en haalt daar tot zijn eigen verbazing zelfs de krant mee. Het JSV-bestuur ontbindt uiteraard direct de verse overeenkomst, aldus Terlouw.

    Wat we je wel met zekerheid kunnen vertellen is dat de oefenmeesters én tegenstanders van JSV anno 1947 geen last meer hebben van de tol. Die wordt op 1 februari opgeheven. In het noordelijk deel van de gemeente Jutphaas wordt een paar maanden later het kampioenschap van de vierde klasse L gevierd door RUC. De dan zevenjarige vereniging dankt haar bestaan aan het samengaan van De Raven en de Utrechtse Sport Club Lunetten en zingt sinds de fusie: “Wij zijn de jongens van Hoograven. Moet je ons door het veld zien draven…”



    Bron: Eric Zuidhoek